Ik zat op een terras op een camping in Raamsdonk en was op mijn mobieltje aan het snuffelen. Ik scrolde door wat muziek heen, die mijn broer – hij is muzikant – mij had gestuurd. In mijn ooghoek zag ik een vrouw die die nummers wel kon waarderen. Ze zong zachtjes mee. Ik draaide me om en ze zei dat haar man altijd zo moest lachen om die onzinliedjes. We raakten aan de praat, maar alles wat ze vertelde ging volledig langs me heen. Ik kon maar aan één ding denken: waar ken ik haar van?
Kent u dat? Dat je iemand ziet op een plek waar je hem of haar totaal niet had verwacht en dat je dan ineens niet meer weet wie het is? Zet Koning Willem Alexander op het veld in De Kuip neer in een vaal T-shirt en een korte spijkerbroek bij een concert van Di-Rect en ik weet zeker dat je niet weet wie het is. Je zou ‘m zonder erg kunnen vragen: ‘Mag ik een zware van je draaien?’ Als ik Monique van de Ven met haar hond zou tegenkomen in een bos, zou ik zomaar een praatje met haar aan kunnen knopen, zonder te weten wie het is. Ik ken alleen maar de naakte Monique van de Ven uit de jaren ‘70. Ze speelde in een tiental speelfilms, maar altijd in haar blote reet. Ik zou haar niet herkennen met haar kleren aan. Monique hoort op een bioscoopdoek, niet in een bos.
Ik ken een carnavalsvorst die me in Uden tientallen keren heeft aangekondigd bij pronkzittingen. Je leert zo’n man kennen in die vertrouwde omgeving, op datzelfde podium met diezelfde Raad van Elf en het bekende blaasorkest. Maar toen die vorst naast me lag op het strand in Domburg en mij aansprak, had ik geen idee wie het was. Zonder zijn bonte pak en die steek met veren, maar slechts gekleed in een Speedo zwembroek, was hij ineens een compleet onbekende voor me.
Zo stond ik een keer te kletsen met Guus Meeuwis bij de Ronde van Raamsdonksveer. Zijn zoontje fietste mee bij de junioren en hij stond gewoon tussen de fietsliefhebbers te wachten tot zijn kind voorbij kwam. Guus was ineens een zanger tussen de mensen. Een nicht van mij kwam erbij staan en begon ook tegen Guus te praten. ‘Main zeun heeft ok ooit aon wielrenne gedaon, mar die zaat liever achter de mèète aon, dan achter een kopgroep.’ Ze praatte tegen hem alsof het haar buurman was. Toen Guus na afloop van de wielerkoers weg was zei mijn nicht tegen mij: ‘Aordige gast, z’n stem kwam me bekend veur.’
Maar goed, die vrouw op het terras, dat bleek dus achteraf een bekende te zijn van mij. Ik zag haar niet zo vaak gelukkig. Ik had ooit een afspraak met haar. Ik hoor het haar nog zeggen: ‘Kleedt u zich maar uit en ga maar even voorover staan.’ En ik zie haar nog die plastic handschoen aandoen… Een dokter verwacht je niet op een terras op een camping.