Afgelopen week was het de ‘week tegen de eenzaamheid’. Vroeger hadden we zulke weken niet. Chamenaren liepen toen gemakkelijk bij elkaar naar binnen. In de buurt en de parochie hielden ze elkaar in de gaten. “Kom mar bij d’n hoop”, zei ma altijd als ze iemand alleen zag staan. Maar pa vertelde dat iemand die alleen is niet eenzaam hoeft te zijn en andersom hoeft iemand die zichzelf eenzaam voelt niet alleen te zijn. “Het kan wel, maar het hoeft niet”, zei hij.
Door Berry van Oers
Gevoel
Het verschil tussen ‘alleen zijn’ en ‘eenzaam zijn’ ben jezelf. ‘Alleen zijn’ is een gegeven, maar eenzaamheid is een gevoel. Een gevoel kun je veranderen, zal ma gedacht hebben. Ze ging regelmatig buurten in de buurt bij buren die alleen woonden. Samen met Jan rookte ma dan een ‘sjekske’. Bij Geertje, die op de bovenverdieping naast ons woonde, dronk ze thee. Een huis verder bij Toke leutte ze koffie. Tegenover bij Anneke ging ma een potje kaarten op woensdagavonden. “Brengt de volgende keer gerust oewen baos mee”, zei Anneke. Soms belde ze op. “Waor blefde”, vroeg ze dan.
Mensenmens
Sjef was een mensenmens. Hij was altijd bij d’n hoop als er iets in Chaam te doen was. Van veel clubs was hij lid en zat hij in het bestuur. Iedereen deed een beroep op hem. Op feestjes was Sjef de gangmaker. Zo iemand kan niet eenzaam zijn, dachten we. Maar wanneer Sjef van het zoveelste Chaamse feestje thuiskwam overviel de eenzaamheid hem. Terwijl zijn vrouw alvast naar boven ging, zocht Sjef dan beneden naast de pick-up troost bij ‘Ik ben zo eenzaam’ van Will Tura en ‘Only the Lonely’ van Roy Orbison. Op zijn nachtkastje lag ‘Alleen op de wereld’ van Hector Malot te wachten.
Vrij
In tegenstelling tot Sjef moest Toon niet veel van d’n hoop hebben. Hij woonde alleen met zijn duiven en was graag ‘op zijn eigen’. “Allèèn hedde het rijk allèèn en wie allèèn is, is vrij”, legde Toon uit aan de andere duivenmelkers tijdens het inmanden van zijn prijsduiven. Waarschijnlijk kende Toon het woord ‘eenzaamheid’ niet eens. Maar ma vertelde ons dat je aan de buitenkant niet kunt zien of iemand zich eenzaam voelt of niet.
Uiteindelijk
De levensfilosofie van Toon inspireerde de duivenmelkers. “Leven is op de lòòp gaon veur eenzaomheid”, filosofeerde Piet bij het nemen van een slok. “Ge bent op de wèreld zodat een aander z’n eigen nie allèèn voelt”, mijmerde Kees terwijl hij de glazen nog maar eens vol schonk. Alles wat je meemaakt moet je uiteindelijk alleen verwerken, ongeacht de steun die je van anderen krijgt. “Ge komt allèèn op de wèreld agge geboren wordt en as het afgelopen is gaode ok wir allèèn terug”, vatte Toon samen. “Nimt det nou mar van mijn aon!”, zei hij tegen d’n hoop.
Erbij
“Kom in de kring kring kring en zing zing zing”, zong de juffrouw op de ‘koer’ van de kleuterschool aan de Gilzeweg. Wimke was niet graag bij d’n hoop. “Ik gaoi liever naor ruis ruis ruis”, zei hij. “Gaode mee”, vroeg Wimke. We woonden in dezelfde straat. Maar de juffrouw gaf niet op. “Jullie allebei bei bei horen erbij bij bij!”, zong ze verder. We mochten naast Liza zitten, het mooiste meisje van d’n hoop. “Gaode strak mee naor ’t kapelleke bij ’t Teskesbos om een kerske aon te steken”, vroeg ze.
Stralend
Liza woonde later alleen in een modern appartementje in de stad. “Het valt zeker nie mee Lieske zo moederziel allèèn”, vroegen we aan Liza toen we haar bij ’t Klapkot aan de Haven tegenkwamen. Maar Liza vertelde stralend dat ze nooit eenzaam was. “Vruuger bij ’t kapelleke in Chaom wier ik het al gewaor”, zei ze. Daar kon geen ‘week’ tegen op.